Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
5 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om illegale handel in uitheemse diersoorten, waarbij de verdachte in cassatie is gegaan tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de toepassing van artikel 13.1 van de Flora- en faunawet en artikel 10 en 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De verdachte heeft zich beroepen op de zogenaamde 'vijfvogelregeling' en heeft betoogd dat het houderschap van de vogels vereist is voor een veroordeling op basis van artikel 101a van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Tevens is er een verweer gevoerd dat de betrokken vogels niet onder de definitie van artikel 1.1 van de Regeling handel levende dieren en levende producten vallen.
De Hoge Raad heeft op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in deze zaak. De advocaat-generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen van cassatie niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof wordt bekrachtigd.