Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
5 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1961, was betrokken bij illegale handel in uitheemse diersoorten, waaronder katachtigen en vogels. De zaak betrof onder andere het niet deugdelijk bijhouden van administratie met betrekking tot verschillende vogels en het niet bewaren van alle benodigde documentatie, wat in strijd was met de Flora- en faunawet en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De verdachte werd ook beschuldigd van valsheid in geschrift en deelname aan een criminele organisatie.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij de middelen van cassatie die door de advocaat van de verdachte, N. Wouters, waren voorgesteld, niet tot cassatie konden leiden. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad oordeelde dat de middelen geen nadere motivering behoefden, aangezien ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.