Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
23 januari 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 29 maart 2016, waarbij de verdachte is veroordeeld voor feitelijk leidinggeven aan het medeplegen van verduistering en witwassen van grote contante geldbedragen, afkomstig uit enig misdrijf. De Hoge Raad heeft op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in deze zaak, onder zaaknummer 16/01990.
De verdachte heeft in cassatie middelen van cassatie voorgesteld, die zijn ingediend door zijn advocaat A.P. Stipdonk. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte door het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.T. Boerlage, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.