Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
12 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was veroordeeld voor het gewoonte maken van het verspreiden, aanbieden en in bezit hebben van kinderporno. Het Hof had een proeftijd van vijf jaar opgelegd, omdat er ernstig rekening mee moest worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zou begaan dat gericht is tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof niet voldoende feiten en omstandigheden had vastgesteld die deze conclusie konden onderbouwen. De Hoge Raad vernietigde de beslissing van het Hof enkel ten aanzien van de proeftijd en bepaalde deze op twee jaar. De Hoge Raad concludeerde dat de misdrijven waarvoor de verdachte was veroordeeld, niet zonder meer konden worden gekarakteriseerd als misdrijven die dergelijke gedragingen omvatten. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de omstandigheden bij het opleggen van een lange proeftijd, vooral in gevallen van seksuele delicten.