ECLI:NL:HR:2018:921

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
18/01038
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens niet voldoen aan procesinleidingseisen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen het arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 december 2017. De Hoge Raad oordeelde dat het cassatieberoep niet op de juiste wijze was ingesteld, omdat de procesinleiding niet langs elektronische weg was ingediend, zoals vereist in artikel 30c lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Daarnaast voldeed de procesinleiding niet aan de eisen van artikel 407 lid 3 Rv, omdat er geen advocaat bij de Hoge Raad was aangewezen die [eiser] in het geding in cassatie zou vertegenwoordigen.

De Hoge Raad merkte op dat deze verzuimen hersteld konden worden door de procesinleiding opnieuw in te dienen, maar [eiser] heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verzuimen binnen twee weken te herstellen. Dit leidde tot de conclusie dat [eiser] niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn cassatieberoep.

De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van de procesuele vereisten bij het indienen van een cassatieberoep. De Hoge Raad verklaarde [eiser] niet-ontvankelijk in zijn beroep, waarmee de eerdere uitspraak van het gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

15 juni 2018
Eerste Kamer
18/01038
TT/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. M.M. van der Marel,
t e g e n
ENEXIS B.V.,
gevestigd te ’s-Hertogenbosch,
VERWEERSTER in cassatie.
Eiser zal hierna ook worden aangeduid als [eiser] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 887699 van de kantonrechter te Eindhoven van 22 augustus 2013 en 19 juni 2014;
b. de arresten in de zaak 200.191.564/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 maart 2016, 1 november 2016 en 12 december 2017.
Het arrest van het hof van 12 december 2017 is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 12 december 2017 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De procesinleiding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van eiser in zijn cassatieberoep.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het cassatieberoep is niet ingesteld op de in art. 30c lid 1 Rv voorgeschreven wijze, te weten door indiening van een procesinleiding langs elektronische weg. Ook voldoet de procesinleiding niet aan de eisen van art. 407 lid 3 Rv, nu daarin niet een advocaat bij de Hoge Raad is aangewezen die [eiser] in het geding in cassatie zal vertegenwoordigen. Deze verzuimen konden worden hersteld door dezelfde procesinleiding met inachtneming van de vereisten van de art. 30c en 407 lid 3 Rv opnieuw in te dienen. [eiser] heeft evenwel geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de verzuimen binnen twee weken te herstellen. Dit brengt mee dat hij in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart [eiser] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president G. de Groot op
15 juni 2018.