Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
19 juni 2018.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 18 november 2016 uitspraak deed in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1964. De verdachte, vertegenwoordigd door advocaat S.A.S. Jansen, heeft cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal en op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak vond plaats op 19 juni 2018, waarbij de Hoge Raad werd voorgezeten door vice-president W.A.M. van Schendel, met de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, en griffier S.P. Bakker aanwezig was. Het arrest is openbaar uitgesproken.