ECLI:NL:HR:2018:955

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
18/00361
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 2 oktober 2017 is gewezen. De verdachte, geboren in 1983, heeft geen middelen van cassatie ingediend, wat betekent dat hij niet door een raadsman is vertegenwoordigd bij de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.

De uitspraak van de Hoge Raad vond plaats op 19 juni 2018. De raadsheer E.S.G.N.A.I. van de Griend heeft het arrest gewezen, waarbij de griffier S.P. Bakker aanwezig was. De beslissing houdt in dat de Hoge Raad de verdachte niet-ontvankelijk verklaart in zijn beroep, omdat de noodzakelijke procedurele stappen niet zijn nageleefd. Dit arrest benadrukt het belang van het indienen van middelen van cassatie binnen de gestelde termijnen, en de gevolgen van het niet naleven van deze termijnen voor de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie.

Uitspraak

19 juni 2018
Strafkamer
nr. S 18/00361
DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Tweede Enkelvoudige Kamer
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 2 oktober 2017, nummer 21/002800-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 juni 2018.