ECLI:NL:HR:2018:956

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
17/00939
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende ontuchtige handelingen en dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een 14-jarige verdachte die samen met twee andere jongens ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een zwakbegaafd meisje van 13 jaar. De verdachte is veroordeeld tot voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden met bijzondere voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer. Het Hof heeft geoordeeld dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan, wat heeft geleid tot de beslissing om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

De Hoge Raad herhaalt in zijn uitspraak relevante overwegingen uit eerdere jurisprudentie, waarin is vastgesteld dat de rechter in de motivering van zijn bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid moet blijk geven van de zorgvuldigheid die vereist is bij het vaststellen van de voorwaarden. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof toereikend heeft gemotiveerd dat de verdachte een gevaar vormt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen, gezien de ernst van de gepleegde feiten en de eerdere strafrechtelijke veroordelingen van de verdachte.

De Hoge Raad verwerpt het beroep van de verdachte, waarmee de beslissing van het Hof in stand blijft. De uitspraak benadrukt het belang van de bescherming van slachtoffers en de noodzaak om bij jeugdige delinquenten rekening te houden met hun gedrag en de risico's die zij voor anderen kunnen vormen.

Uitspraak

19 juni 2018
Strafkamer
nr. S 17/00939 J
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 7 februari 2017, nummer 21/000053-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1999.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J. Lamers, advocaat te Utrecht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [betrokkene 1] heeft M.A.J. Kubatsch, advocaat te Utrecht, een verweerschrift ingediend.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het eerste en het tweede middel
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het derde middel

3.1.
Het middel behelst de klacht dat het Hof ten onrechte, althans onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd, de gestelde bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar heeft verklaard.
3.2.1.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van:
1. met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam";
3. " opzettelijk bankbiljetten waarvan de valsheid hem bekend was doen uitgeven, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst te doen uitgeven";
4. " opzettelijk bankbiljetten waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben"; en
6. " diefstal, gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, het bezit van het gestolene te verzekeren"
veroordeeld tot onder meer voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en met bijzondere voorwaarden als in het arrest omschreven. Het dictum van het bestreden arrest houdt dienaangaande het volgende in:
"Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
De bijzondere voorwaarden:
- De verdachte moet zich gedurende de proeftijd gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding, worden gegeven door of namens Samen Veilig Midden-Nederland, ook als dat inhoudt
- het meewerken aan een dagbesteding/
arbeidstoeleiding, ook als dat inhoudt vrijwilligerswerk;
- het meewerken aan begeleid wonen/
zelfstandigheidstraining.
- Dat het verdachte gedurende de eerste 6 (zes) maanden van de proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [betrokkene 1].
Waarbij aan de gecertificeerde instelling te weten Samen Veilig Midden-Nederland te Houten opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn."
3.2.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de strafoplegging onder meer het volgende overwogen:
"Het hof heeft bij de strafoplegging in het bijzonder rekening gehouden met de ernst van de feiten. Verdachte heeft ontuchtige handelingen gepleegd met een zwakbegaafd meisje van 13 jaar. Hij heeft hiermee ernstig inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Hij heeft hierbij geen enkele rekening gehouden met haar gevoelens en de gevolgen die het voor haar zouden hebben. Hij heeft enkel gedacht aan zijn eigen lustgevoelens. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd psychische klachten ondervinden. Uit de verklaring die de moeder van [betrokkene 1] ter zitting heeft afgelegd blijkt dat [betrokkene 1] nog steeds klachten heeft als gevolg van hetgeen haar is overkomen. Daarnaast heeft verdachte valse bankbiljetten doen uitgeven, vals geld in bezit gehad en heeft hij een straatroof gepleegd. Ook dit zijn naar het oordeel van het hof ernstige feiten.
Het hof heeft kennis genomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie van 19 december 2016 waaruit blijkt dat verdachte eerder strafrechtelijk is veroordeeld voor een straatroof. Gezien de ernst van de feiten is een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie in beginsel passend. Het hof houdt echter ook rekening met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is en dat verdachte ten aanzien van het eerste bewezenverklaarde feit van alle verdachten de jongste was. Het hof houdt bovendien rekening met de over verdachte opgemaakte rapportages zoals het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 17 januari 2017, opgemaakt door [betrokkene 5]. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een laag intelligentieniveau. Hij heeft een IQ van 73. Er zijn veel zorgen over de opgroei- en opvoedingssituatie van verdachte. Geadviseerd wordt een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen met bijzondere voorwaarden en een werkstraf. Dit is ter terechtzitting nog nader toegelicht door de gezinsvoogd en door een medewerker van Samen Veilig (SAVE) Midden-Nederland. De eerder door de rechtbank opgelegde leerstraf (Respect Limits) bestaat niet meer, zodat het advies in zoverre is beperkt tot een werkstraf. Verder is benadrukt dat het van belang is dat verdachte door de Jeugdreclassering wordt begeleid, ook al wordt hij binnenkort 18 jaar.
Al het voorgaande in aanmerking genomen acht het hof met de advocaat-generaal een voorwaardelijke jeugddetentie en een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden. Het hof zal in elk geval de bijzondere voorwaarde van toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering (SAVE) opleggen.
De advocaat-generaal heeft bovendien gevorderd om naast een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie als bijzondere voorwaarde een contact- en locatieverbod op te leggen (Xenos en de onderdoorgang bij de bibliotheek in Houten). Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte nog regelmatig contact heeft met [betrokkene 1] en dat zij hiervan veel hinder ondervindt. De raadsman heeft verklaard dat een contactverbod akkoord is, maar een locatieverbod niet, onder meer omdat verdachte daar in de buurt werkt.
Het hof is van oordeel dat een contactverbod met [betrokkene 1] passend en geboden is. Het gevorderde locatieverbod zal het hof niet opleggen. Het hof merkt op dat het contactverbod met [betrokkene 1] uiteraard ook geldt als zij zich in de Xenos bevindt.
Het hof is voorts van oordeel dat gezien de vele zorgen die er zijn omtrent verdachte er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Het hof zal daarom ook de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen."
3.3.
Art. 77za, eerste lid, Sr luidt:
"De rechter kan bij zijn uitspraak, ambtshalve of op vordering van het openbaar ministerie, bevelen dat de op grond van artikel 77z gestelde voorwaarden, en het op grond van artikel 77aa uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn, indien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen."
3.4.
Een rechterlijke uitspraak mag in de regel pas ten uitvoer worden gelegd nadat zij onherroepelijk is geworden. De in art. 77za Sr voorziene uitzondering op deze regel met betrekking tot de dadelijke uitvoerbaarheid van de op grond van art. 77z Sr gestelde bijzondere voorwaarden kan voor de veroordeelde verstrekkende gevolgen hebben. Mede gelet daarop zal de rechter in de motivering van zijn bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid ervan blijk dienen te geven zich ervan te hebben vergewist dat aan de in art. 77za Sr gestelde voorwaarden is voldaan. (Vgl. HR 10 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:531, NJ 2015/237.)
3.5.
Het Hof heeft geoordeeld dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Gelet op hetgeen is bewezenverklaard en hetgeen het Hof overigens heeft overwogen is dat oordeel niet onbegrijpelijk en toereikend gemotiveerd.
3.6.
Het middel faalt.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.T. Boerlage, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 juni 2018.