ECLI:NL:HR:2018:996

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
16/06136
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van een hond na mishandeling onder de Wet dieren

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte, geboren in 1983, was beschuldigd van het mishandelen van zijn hond, een Amerikaanse Stafford genaamd Kaya, in de periode van 15 september tot en met 28 oktober 2015 te Lisse. De verdachte had de hond meerdere malen geschopt, geslagen en met voorwerpen gegooid, wat leidde tot ernstige pijn en schade aan de gezondheid en het welzijn van het dier.

Het Gerechtshof had geoordeeld dat de hond, als in beslag genomen voorwerp, vatbaar was voor verbeurdverklaring op basis van artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht. De verdediging stelde dat een hond, als dier met intrinsieke waarde volgens de Wet dieren, niet als voorwerp kon worden aangemerkt voor verbeurdverklaring. De Hoge Raad verwierp deze opvatting en bevestigde het oordeel van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat de hond, in dit geval, wel degelijk als voorwerp kon worden aangemerkt, omdat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot de hond was gepleegd.

De Hoge Raad concludeerde dat het middel van de verdachte faalde en verwierp het beroep. Dit arrest benadrukt de juridische status van dieren in het strafrecht en de mogelijkheid van verbeurdverklaring van dieren die slachtoffer zijn van strafbare feiten.

Uitspraak

26 juni 2018
Strafkamer
nr. S 16/06136
ARA/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 13 december 2016, nummer 22/002378-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel komt op tegen het oordeel van het Hof dat de hond van de verdachte kan worden aangemerkt als een voorwerp dat vatbaar is voor verbeurdverklaring als bedoeld in art. 33a Sr.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 15 september tot en met 28 oktober 2015 te Lisse, in de gemeente Lisse, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, opzettelijk bij een dier, te weten een hond ras type Stafford genaamd Kaya, pijn heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, immers heeft hij de hond meerdere malen geschopt en geslagen en/of voorwerpen gegooid naar de hond en/of een en/of meerdere ma(a)l(en) de hond zijn woning ingesmeten en/of gegooid."
2.2.2.
Het Hof heeft ten aanzien van de verbeurdverklaring het volgende overwogen:
"Het inbeslaggenomen voorwerp
Het hof is, conform de vordering van de advocaat-generaal, van oordeel dat het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten de hond Kaya, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, vatbaar is voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met betrekking tot welke het bewezen verklaarde is begaan. Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurd verklaren.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
(...)
Beslissing
Het hof:
(...)
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- de hond Kaya, Amerikaanse Stafford, grijs."
2.3.
Het middel steunt op de opvatting dat een hond, zijnde een dier waarvan ingevolge art. 1.3, eerste lid, Wet dieren de intrinsieke waarde wordt erkend, niet kan worden aangemerkt als een voorwerp dat vatbaar is voor verbeurdverklaring als bedoeld in art. 33a Sr. Die opvatting is onjuist.
2.4.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 juni 2018.