ECLI:NL:HR:2019:1074

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
2 juli 2019
Zaaknummer
18/01289
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens zwaar lichamelijk letsel door schuld en voorhanden hebben van vuurwapen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 juli 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 19 maart 2018. De verdachte, geboren in 1989, was veroordeeld voor het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door schuld en het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Dit gebeurde doordat hij een vuurwapen aan het slachtoffer toonde, waarbij het wapen per ongeluk afging en het slachtoffer een schotwond in de ellenboog opliep. De zaak betreft de toepassing van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26.1 jo 55 van de Wet wapens en munitie.

De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat M.J.N. Vermeij. In de cassatieprocedure zijn verschillende middelen van cassatie voorgesteld, waaronder klachten over het denatureren van de verklaring van een getuige en het bewijsminimum (unus testis, artikel 342.2 van het Wetboek van Strafvordering). Daarnaast werd geklaagd over de motivering van het oordeel van het Hof dat er sprake was van rechtstreekse schade van de benadeelde partij.

De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden en dat er geen nadere motivering nodig is, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/01289
Datum2 juli 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 19 maart 2018, nummer 22/003412-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J.N. Vermeij, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij S.L.O. Maduro heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren
Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juli 2019.