ECLI:NL:HR:2019:1087

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 juli 2019
Publicatiedatum
4 juli 2019
Zaaknummer
18/05274
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake naheffingsaanslag loonheffingen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 juli 2019 uitspraak gedaan over een beroep in cassatie dat was ingediend tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 november 2018. Het beroep betrof een naheffingsaanslag in de loonheffingen die was opgelegd aan [A] B.V. te [Q] voor het tijdvak van 1 januari 2016 tot en met 31 januari 2016, alsook de daarbij gegeven boetebeschikking.

De Hoge Raad heeft allereerst de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De griffier van de Hoge Raad had de indiener op 2 februari 2019 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling daarvan. De gegevens van Track&Trace van PostNL toonden aan dat deze brief was afgehaald, maar het griffierecht was niet voldaan. Op 5 maart 2019 heeft de griffier de indiener opnieuw in de gelegenheid gesteld om te verklaren waarom het griffierecht niet tijdig was betaald. Deze brief was afgeleverd op het door de indiener opgegeven adres, maar de indiener heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft verder geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. De beslissing van de Hoge Raad was dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk werd verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 5 juli 2019.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer18/05274
Datum5 juli 2019
ARREST
gewezen op het door
[X]te
[X](hierna: de indiener) ingediende beroep in cassatie tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 6 november 2018, nr. 18/00288, betreffende een aan [A] B.V. te [Q] opgelegde naheffingsaanslag in de loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met het 31 januari 2016 en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie.

De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener bij aangetekende brief van 2 februari 2019 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling daarvan een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgehaald op de afhaallocatie. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft de indiener bij aangetekende brief van 5 maart 2019 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Deze brief is volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL afgeleverd op het door de indiener opgegeven adres. De indiener heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2019.