ECLI:NL:HR:2019:1322
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake kosten van vervolging door invorderingsambtenaar
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 15 januari 2019, met nummer BK-17/00717. Dit hoger beroep volgde op een eerdere uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (nr. ROT 16/7443) die betrekking had op kosten die door de invorderingsambtenaar van het Samenwerkingsverband Vastgoedinformatie Heffing en Waardebepaling aan belanghebbende in rekening waren gebracht. De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld, maar deze kunnen niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, zoals vermeld in artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit betekent dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken. Uiteindelijk verklaart de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, samen met de raadsheren J. Wortel en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, en is openbaar uitgesproken op 13 september 2019.