Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
24 september 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Den Haag van 5 juni 2018, waarbij een klaagschrift is ingediend door de klaagster, geboren in 1964. De klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen het conservatoire beslag dat is gelegd op haar BMW, welke onder haar zoon in beslag is genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een conservatoir beslag en dat de maatstaf van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) had moeten worden toegepast. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van het Reglement op de Rechtsvordering (RO), omdat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 24 september 2019.