Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
1 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1965, was beschuldigd van zware mishandeling, waarbij hij op 6 november 2015 in Utrecht een ander met een scherp voorwerp, in dit geval een sleutel, in het gezicht heeft gesneden. De verdachte had tijdens het verhoor verklaard dat hij de sleutels in zijn handen had en deze was vergeten. Het Hof heeft deze verklaring als bewijs gebruikt voor de bewezenverklaring van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, ondanks dat het onderdeel 'die ik was vergeten' op zichzelf niet redengevend was. De Hoge Raad heeft de bewezenverklaring van het Hof in stand gehouden, waarbij het beroep van de verdachte werd verworpen. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak, maar de Hoge Raad oordeelde dat de bewijsvoering in haar geheel voldoende was gemotiveerd. De zaak is daarmee definitief afgedaan, waarbij de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het Hof bevestigde.