ECLI:NL:HR:2019:1501
Hoge Raad
- Artikel 80a RO-zaken
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van [X] te [Z] tegen de Staatssecretaris van Financiën. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 19 maart 2019, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had eerder beslissingen genomen over de aan belanghebbende opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2015 en 2016.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die door de belanghebbende zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit komt doordat de partij die het beroep in cassatie heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
Op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing is openbaar uitgesproken op 4 oktober 2019.