Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
19 februari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door het Openbaar Ministerie tegen een vrijspraak in een strafzaak die betrekking heeft op een dodelijk verkeersongeval in Exloo. De verdachte, die kort voor het ongeval amfetamine had gesnoven, verloor de controle over zijn personenauto in een flauwe bocht. De auto botste tegen een boom in de berm, wat resulteerde in de dood van een passagier. Het Hof oordeelde dat niet bewezen was dat het ongeval was veroorzaakt door zeer of aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend verkeersgedrag van de verdachte. De oorzaak van het verlies van controle over het voertuig was niet vastgesteld, en het feit dat de rijvaardigheid waarschijnlijk negatief was beïnvloed door het amfetaminegebruik was onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
De Hoge Raad moest beoordelen of het Hof het toetsingskader met betrekking tot schuld, zoals vastgelegd in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, had miskend, of dat het oordeel van het Hof niet begrijpelijk of ontoereikend gemotiveerd was. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het geen nadere motivering behoefde volgens artikel 81, eerste lid, van het Reglement op de Rechtspraak. De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de uitspraak van het Hof.