Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
29 oktober 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 3 mei 2018. De verdachte, geboren in 1970, had een aanhoudingsverzoek ingediend via zijn raadsvrouw, omdat hij niet aanwezig kon zijn op de zitting. De raadsvrouw gaf aan dat de verdachte de dag voor de zitting telefonisch had gesproken en had aangegeven graag aanwezig te willen zijn. Echter, de Hoge Raad wees het verzoek af, omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren die rechtvaardigden dat de verdachte om andere redenen dan zijn eigen beslissing niet aanwezig was geweest. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie niet kon leiden tot cassatie, en dat dit geen nadere motivering behoefde, gezien artikel 81, eerste lid, van het Reglement op de Rechtsvordering. De uitspraak werd gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en de beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.