ECLI:NL:HR:2019:1642

Hoge Raad

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
18/02538
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanhoudingsverzoek in strafzaak met betrekking tot aanwezigheid verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 3 mei 2018. De verdachte, geboren in 1970, had een aanhoudingsverzoek ingediend via zijn raadsvrouw, omdat hij niet aanwezig kon zijn op de zitting. De raadsvrouw gaf aan dat de verdachte de dag voor de zitting telefonisch had gesproken en had aangegeven graag aanwezig te willen zijn. Echter, de Hoge Raad wees het verzoek af, omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren die rechtvaardigden dat de verdachte om andere redenen dan zijn eigen beslissing niet aanwezig was geweest. De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie niet kon leiden tot cassatie, en dat dit geen nadere motivering behoefde, gezien artikel 81, eerste lid, van het Reglement op de Rechtsvordering. De uitspraak werd gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en de beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/02538
Datum29 oktober 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 3 mei 2018, nummer 23/001809-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.P.M. Kocken, advocaat te Haarlem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsvrouwe heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
29 oktober 2019.