ECLI:NL:HR:2019:1719

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 november 2019
Publicatiedatum
6 november 2019
Zaaknummer
19/03996
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 november 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie van belanghebbende, [X] te [Z], tegen de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen. Het beroep in cassatie was gericht tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 juni 2019, nr. 18/5000 WIA-V, die op verzet van belanghebbende was gedaan tegen een eerdere uitspraak van 9 januari 2019. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er geen wettelijke bepaling bestaat die het mogelijk maakt om beroep in cassatie in te stellen tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in deze specifieke situatie. Dit is in overeenstemming met artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad alleen kennisneemt van cassatieberoepen tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Aangezien er geen dergelijke wettelijke bepaling is, heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
BELASTINGKAMER
Nummer19/03996
Datum8 november 2019
ARREST
in de zaak van
[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)
tegen
de RAAD VAN BESTUUR VAN HET UITVOERINGSINSTITUUT WERKNEMERSVERZEKERINGEN
op het beroep in cassatie tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 juni 2019, nr. 18/5000 WIA-V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 9 januari 2019.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

Ingevolge artikel 78, lid 4, van de Wet op de rechterlijke organisatie neemt de Hoge Raad alleen kennis van het beroep in cassatie tegen uitspraken van de bestuursrechter voor zover dit bij wet is bepaald. Er is geen wettelijke bepaling die beroep in cassatie openstelt tegen een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep als de onderhavige, die is gedaan op verzet tegen een met toepassing van artikel 8:54 Awb gedane uitspraak. Het beroep in cassatie moet daarom niet‑ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer J. Wortel als voorzitter, en de raadsheren A.F.M.Q. Beukers-van Dooren en P.A.G.M. Cools, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2019.