ECLI:NL:HR:2019:1759

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 november 2019
Publicatiedatum
12 november 2019
Zaaknummer
18/04444
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanhoudingsverzoek in strafzaak wegens verslapen verdachte

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1992, had zich verslapen en zijn raadsvrouw verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden tot een later moment op dezelfde dag. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen, omdat de verdere zittingsdag volledig was geagendeerd en er geen ruimte was om de zaak naar een later tijdstip te verplaatsen. De Hoge Raad oordeelt dat de afwijzing van het aanhoudingsverzoek niet onbegrijpelijk is, gezien de omstandigheden van de zaak. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad volgt deze conclusie. Het oordeel van het Hof wordt bevestigd, en het beroep wordt verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04444
Datum12 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 7 augustus 2018, nummer 21/004564-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. Ketting, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1
Het middel klaagt over de afwijzing door het Hof van het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak tot een later moment op dezelfde dag.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep houdt in dat de verdachte aldaar niet is verschenen. Het houdt voorts, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
“De raadsvrouw deelt - zakelijk weergegeven - mee:
Zojuist heb ik een bericht ontvangen van verdachte, waarin hij mij meldt dat hij zich heeft verslapen en dat hij over een uur hier kan zijn. Ik verzoek het hof om de behandeling aan te houden, zodat verdachte zelf een verklaring ter zitting kan afleggen. Ik vraag dus om aanhouding voor een bepaalde tijd tot later op deze dag. Het is van belang dat verdachte bij de behandeling van zijn zaak aanwezig is en dat hij zelf kan verklaren. Zijn aanwezigheid zou ook goed zijn voor het hof om een goed beeld te kunnen krijgen over de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte vraagt mij in zijn bericht of hij nog naar Leeuwarden moet komen. Ik vermoed dat hij met de trein zal reizen.
De advocaat-generaal deelt - zakelijk weergegeven - mee:
Een treinreis vanuit Lelystad zal in een gunstig geval anderhalf uur duren. Hoewel de Hoge Raad veel waarde hecht aan het aanwezigheidsrecht van een verdachte is het in dit geval zo, dat de raadsvrouw gemachtigd is om verdachte te vertegenwoordigen. Daar komt bij dat verdachte aangeeft dat hij zich heeft verslapen. Dat is een reden voor afwezigheid die ik wel aan de Hoge Raad zou willen voorleggen. Er is geen reden voor aanhouding.
De raadsvrouw deelt - zakelijk weergegeven - nog mee:
Een verdachte heeft er recht op aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn strafzaak. Er kunnen heel veel redenen zijn om niet of niet op tijd te kunnen verschijnen. Ik weet niet of verdachte zijn recht heeft verspeeld doordat hij zich heeft verslapen. Hij wil nog wel zijn best doen om naar Leeuwarden te komen.
De advocaat-generaal deelt - zakelijk weergegeven - mee:
Als verdachte nu nog van huis moet vertrekken kost het minimaal nog anderhalf uur voordat hij hier kan zijn. Daardoor zou de hele verdere zitting vandaag ontregeld worden en met het belang van alle andere te behandelen zaken moet ook gerekend worden.
Nadat het onderzoek na een onderbreking voor beraad is hervat, deelt de voorzitter - zakelijk weergegeven - mee:
Het hof wijst het aanhoudingsverzoek van de raadsvrouw af. Verdachte heeft pas tijdens de zitting contact opgenomen met zijn raadsvrouw met de melding dat hij zich heeft verslapen. Daaruit vloeit voort dat hij zich royaal heeft verslapen. Hij is ook niet spoorslags naar Leeuwarden vertrokken, maar neemt eerst ook nog een afwachtende houding aan. De raadsvrouw is gemachtigd om namens verdachte het woord te doen en zij kan het hof omtrent de persoonlijke omstandigheden voorlichten. Daar komt bij dat zij kennelijk ook nog met verdachte in verbinding staat, zodat zij hem desgewenst nog kan bevragen. De verdere zitting vandaag is volledig geappointeerd en er is geen ruimte deze zaak naar een later tijdstip te verplaatsen.”
2.3
Blijkens dit proces-verbaal heeft de raadsvrouwe, omdat de verdachte had laten weten zich te hebben verslapen, het verzoek gedaan “tot aanhouding voor bepaalde tijd tot later op deze dag”. Naar aanleiding van dat verzoek heeft het Hof vastgesteld dat de verdere zittingsdag volledig is geappointeerd en geoordeeld dat er geen ruimte is de behandeling van de zaak naar een later tijdstip op die dag te verplaatsen en dat geen gevolg kan worden gegeven aan het door de raadsvrouwe gedane verzoek. Dat oordeel is, in aanmerking genomen dat het verzoek van de raadsvrouwe was beperkt tot schorsing van het onderzoek ter terechtzitting tot een later moment op dezelfde dag, niet onbegrijpelijk en kan de afwijzing van het aanhoudingsverzoek zelfstandig dragen.
2.4
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 november 2019.