ECLI:NL:HR:2019:1847

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 november 2019
Publicatiedatum
26 november 2019
Zaaknummer
18/04353
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in zedenzaak met betrekking tot gevangenisstraf en voorwaardelijke invrijheidstelling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een zedenzaak waarbij de verdachte, geboren in 1966, in cassatie is gegaan tegen de opgelegde gevangenisstraf. De verdachte betoogde dat het hof de gevangenisstraf had verminderd vanwege een overschrijding van de redelijke termijn, door een gedeelte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. De verdachte stelde dat hij feitelijk zonder aftrek beter af zou zijn geweest, omdat dan het wettelijke systeem van de voorwaardelijke invrijheidstelling had kunnen worden toegepast, zoals vastgelegd in artikel 15.3.a van het Wetboek van Strafrecht.

De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat K.D. Regter, heeft middelen van cassatie voorgesteld. Daarnaast heeft de benadeelde partij, vertegenwoordigd door advocaat R.J. Ruiter, ook een middel van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van de beroepen. De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte en het middel van de benadeelde partij beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat dit geen nadere motivering behoeft, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in aanwezigheid van de waarnemend griffier H.J.S. Kea.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04353
Datum26 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 14 september 2018, nummer 20/001434-15, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft K.D. Regter, advocaat te Heerlen, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft R.J. Ruiter, advocaat te Maastricht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van de beroepen.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2 Beoordeling van de middelen van de verdachte en het middel van de benadeelde partij
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 november 2019.