Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
[betrokkene 1].
3.Beslissing
19 februari 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklag ex artikel 552b van het Wetboek van Strafvordering (Sv) door de zus van een veroordeelde, die verzoekt om herroeping van de onttrekking aan het verkeer van een Volkswagen Golf. Deze onttrekking is bevolen bij een onherroepelijk arrest in een strafzaak tegen haar broer, waarbij de auto op 15 april 2014 in beslag was genomen. De klaagster stelt dat de auto aan haar toebehoort en dat zij deze te goeder trouw heeft aangeschaft via Marktplaats. Ze verzoekt primair om teruggave van de auto en subsidiair om een geldelijke tegemoetkoming, omdat zij onevenredig in haar belangen wordt geschaad door de onttrekking aan het verkeer.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft het beklag ongegrond verklaard zonder toekenning van de geldelijke tegemoetkoming. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof had moeten motiveren waarom het geen toepassing heeft gegeven aan artikel 33c, tweede lid, Sr, dat bepaalt dat de rechter een geldelijke tegemoetkoming kan toekennen om te voorkomen dat iemand onevenredig wordt getroffen. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van het Hof voor zover deze niet is beslist op het verzoek om geldelijke tegemoetkoming en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.
De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij beslissingen over geldelijke tegemoetkomingen in het kader van onttrekking aan het verkeer, vooral wanneer er argumenten zijn aangevoerd die wijzen op de goede trouw van de klaagster en de mogelijke onevenredigheid van de gevolgen van de onttrekking.