Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
17 december 2019.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 december 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en medeplichtigheid aan een overtreding van artikel 81c van de Gezondheids- en welzijnswet dieren. De zaak betrof het overbrengen van mest naar Duitsland onder de zgn. 'grensboerenregeling'. De Hoge Raad heeft het middel van cassatie dat door de verdachte was ingediend, beoordeeld. De advocaat van de verdachte, M.J.J.E. Stassen, had een middel van cassatie voorgesteld, maar de Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden. Dit was gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat het middel geen rechtsvragen opwierp die van belang waren voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit leidde tot de beslissing om de aan de verdachte opgelegde taakstraf van 160 uren te verminderen. De Hoge Raad heeft de taakstraf verminderd naar 152 uren, met een vervangende hechtenis van 76 dagen. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen, wat betekent dat de andere onderdelen van de uitspraak van het Gerechtshof in stand zijn gebleven.