ECLI:NL:HR:2019:1998
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen naheffingsaanslagen omzetbelasting en heffingsrente
In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 29 november 2018, waarin het Hof de hoger beroepen van belanghebbende tegen eerdere uitspraken van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft behandeld. De Rechtbank had eerder naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en beschikkingen inzake heffingsrente opgelegd voor de jaren 2006 en 2007. De belanghebbende, [X] B.V., heeft verschillende middelen voorgesteld in het cassatieberoep. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop gereageerd met een verweerschrift, en de belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen noodzaak is voor nadere motivering, aangezien de voorgestelde middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof bevestigt.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen aanleiding gezien om de Staatssecretaris van Financiën te veroordelen in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 20 december 2019.