ECLI:NL:HR:2019:2040

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 december 2019
Publicatiedatum
27 januari 2020
Zaaknummer
18/04024
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest van het Gerechtshof Amsterdam inzake zware mishandeling met ernstige gevolgen

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 31 augustus 2018 is gewezen. De verdachte, geboren in 1992, is beschuldigd van zware mishandeling. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft in Purmerend met veel snelheid en kracht een 'flying kick' tegen het hoofd van het slachtoffer gegeven. Dit leidde ertoe dat het slachtoffer met zijn hoofd op de straat viel en ernstig hoofd- en hersenletsel opliep. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat G. Spong uit Amsterdam. De benadeelde partij werd vertegenwoordigd door advocaat A.J.J.G. Schijns, eveneens uit Amsterdam.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan op 17 december 2019 door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/04024
Datum17 december 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 31 augustus 2018, nummer 23/003422-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft A.J.J.G. Schijns, advocaat te Amsterdam, een schriftuur ingediend.
De raadsman van de verdachte heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
17 december 2019.