Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
17 december 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 31 augustus 2018 is gewezen. De verdachte, geboren in 1992, is beschuldigd van zware mishandeling. De feiten van de zaak zijn als volgt: de verdachte heeft in Purmerend met veel snelheid en kracht een 'flying kick' tegen het hoofd van het slachtoffer gegeven. Dit leidde ertoe dat het slachtoffer met zijn hoofd op de straat viel en ernstig hoofd- en hersenletsel opliep. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat G. Spong uit Amsterdam. De benadeelde partij werd vertegenwoordigd door advocaat A.J.J.G. Schijns, eveneens uit Amsterdam.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was het geval omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te hebben de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
De uitspraak is gedaan op 17 december 2019 door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.