ECLI:NL:HR:2019:244

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
15 februari 2019
Zaaknummer
16/05555
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van beslag op vorderingen van klaagster op de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit in het kader van strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 2 november 2016. De zaak betreft een klaagschrift van een besloten vennootschap, hierna te noemen klaagster, tegen het conservatoire beslag dat was gelegd op haar vorderingen op de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). Dit beslag was gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen de bestuurder van klaagster, die werd verdacht van het verkeerd labelen van vlees. De Hoge Raad heeft de vraag beantwoord of voldaan was aan de eisen van artikel 94a, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat stelt dat beslag alleen kan worden gelegd als er voldoende aanwijzingen zijn dat de vorderingen aan klaagster zijn gaan toebehoren met het kennelijke doel om verhaalsfrustratie te voorkomen.

De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van de Rechtbank dat de beslagen vorderingen aan klaagster zijn gaan toebehoren met het kennelijke doel van verhaalsfrustratie, niet begrijpelijk was zonder nadere motivering. De herstructurering van de bedrijfsstructuur van klaagster maakte dit oordeel niet anders. De Hoge Raad vernietigde de bestreden beschikking en wees de zaak terug naar de Rechtbank Gelderland voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift. Deze uitspraak is een vervolg op een eerdere uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:580).

Uitspraak

12 maart 2019
Strafkamer
nr. S 16/05555 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 2 november 2016, nummer RK 15/75, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster], gevestigd te [vestigingsplaats] .

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de klaagster. Namens deze hebben J.L. Baar, advocaat te Utrecht, en D.J.G.J. Cornelissen, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot zodanige beslissing met betrekking tot terug- of verwijzen als de Hoge Raad gepast zal voorkomen.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel komt op tegen de ongegrondverklaring van het beklag voor zover dat strekt tot opheffing van het conservatoir beslag op vorderingen die de klaagster heeft op de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Het klaagt in het bijzonder over het oordeel van de Rechtbank dat is voldaan aan de in art. 94a, vierde lid, Sv gestelde eis van het kennelijke doel de uitwinning van voorwerpen te bemoeilijken of te verhinderen.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal, in het bijzonder onder 3.10 tot en met 3.12, is het middel terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
12 maart 2019.