ECLI:NL:HR:2019:300

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 maart 2019
Publicatiedatum
28 februari 2019
Zaaknummer
17/05101
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arrest in een jeugdzaak wegens niet beslissen op verweer van psychische overmacht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 maart 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een jeugdige verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling, gepleegd op 19 en 20 december 2016 in Gorredijk. De verdachte, geboren in 2002, heeft tijdens de rechtsgang verweer gevoerd op basis van psychische overmacht, waarbij zijn raadsvrouwe aanvoerde dat de verdachte niet in staat was om weerstand te bieden tegen de vele pesterijen die hij op school ondervond. Dit verweer is echter niet door het Hof behandeld, wat volgens de Hoge Raad een ernstige tekortkoming is. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof op straffe van nietigheid een met redenen omklede beslissing had moeten geven over dit verweer. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige behandeling van verweren in strafzaken, vooral in jeugdzaken waar de omstandigheden van de verdachte zwaarwegend kunnen zijn.

Uitspraak

5 maart 2019
Strafkamer
nr. S 17/05101 J
RRA/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 25 oktober 2017, nummer 21/003152-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2002.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het vierde middel
2.1.
Het middel klaagt dat het Hof heeft verzuimd te beslissen op een namens de verdachte gevoerd verweer.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"1.
hij op 19 december 2016 te Gorredijk, gemeente Opsterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hem meermalen heeft gestompt/geslagen en meermalen tegen het hoofd en het lichaam heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 20 december 2016 te Gorredijk, gemeente Opsterland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, hem meermalen heeft geslagen/gestompt en meermalen tegen het hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid."
2.3.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt in:
"Subsidiair
Wordt verzocht, indien u wel tot een bewezenverklaring komt, [verdachte] te ontslaan van alle rechtsvervolging vanwege psychische overmacht. Zoals reeds aangegeven vonden er vele pesterijen plaats vanwege de huidskleur van [verdachte] . Inmiddels is hij hierom ook van school gewisseld. [verdachte] kon niet langer weerstand bieden tegen de vele pesterijen. Er was sprake van een zeer emotionele situatie en gezien de daardoor ontstane druk bij [verdachte] , mede ook in aanmerking genomen zijn jeugdige leeftijd, kon niet gevergd worden dat hij weerstand kon bieden aan de druk van de omstandigheden."
2.4.
Aldus is een verweer gevoerd waaromtrent het Hof op straffe van nietigheid uitdrukkelijk een met redenen omklede beslissing had moeten geven. Aangezien zodanige beslissing in de bestreden uitspraak niet voorkomt, is het middel gegrond.

3.Beoordeling van de overige middelen

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeven de overige middelen geen bespreking.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en M.T. Boerlage, in bijzijn van d e waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 maart 2019.