ECLI:NL:HR:2019:437

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 april 2019
Publicatiedatum
27 maart 2019
Zaaknummer
17/03566
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak inzake overtreding van het messenverbod in Amsterdam

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was in cassatie gegaan tegen een eerdere veroordeling voor het in bezit hebben van een mes in strijd met het messenverbod, zoals vastgelegd in artikel 2.5 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) van Amsterdam. De Hoge Raad oordeelde dat uit de gebezigde bewijsmiddelen niet met voldoende duidelijkheid kon worden vastgesteld dat de verdachte het mes had bij zich 'op of aan de door de burgemeester aangewezen weg of in een aan die weg gelegen voor publiek toegankelijk gebouw'. De Jan Evertsenstraat, waar de verdachte werd staande gehouden, viel deels binnen en deels buiten het aangewezen gebied, wat de onduidelijkheid vergrootte. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling op het bestaande hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om overtredingen van lokale verordeningen.

Uitspraak

16 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/03566
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 3 november 2016, nummer 23/001491-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben T.M.D. Buruma en F.T.C. Dölle, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring niet kan volgen uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in strijd met een verbod op 14 juni 2012 te Amsterdam, op of aan de door de Burgemeester krachtens artikel 2.5 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008 van Amsterdam aangewezen weg of in een aan die weg gelegen voor het publiek toegankelijk gebouw, de Jan Evertsenstraat, bij zich heeft gehad een mes dat als steekwapen kon worden gebruikt, dat niet zodanig was ingepakt dat het niet geschikt was voor onmiddellijk gebruik."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"2. Een ambtsedig proces-verbaal nr. 000002639691, op
7 augustus 2012 in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant] (hoofdagent).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Ik, [verbalisant] zag/constateerde, dan wel stelde na onderzoek vast, dat een persoon een feit pleegde dat is gecodeerd als feitnummer F123 en dat als volgt is omschreven in de tekstenbundel van de Commissie Feiten en Tarieven van het Ministerie van Justitie:
Op door het college aangewezen wegen, met inbegrip van daaraan gelegen voor het publiek toegankelijke gebouwen, messen of andere voorwerpen, die als steekwapen kunnen worden gebruikt, bij zich hebben.
Overtredingsgegevens/waarneming
Datum: 14 juni 2012
Plaats: Amsterdam
Gemeente: Amsterdam
Locatie: Jan Evertsenstraat
Soort weg: een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg.
Personalia verdachte
Verdachte werd staande gehouden en verstrekte mij, [verbalisant] , desgevraagd de volgende personalia:
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboren: [geboortedatum] 1978
Geboortegemeente: [geboortedatum]
Adres: [a-straat 1]
Postcode en woonplaats: [postcode 1] Nederland
Verklaring verdachte
Nadat ik, [verbalisant] , de verdachte had meegedeeld niet tot antwoorden verplicht te zijn, verklaarde deze:
"Ik heb het bij me om dozen open te maken."
3. Een ambtsedig proces-verbaal van aanhouding
PL1305 2012156241-2, op 14 juni 2012 in de wettelijke vorm opgemaakt door verbalisant [verbalisant] .
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op donderdag 14 juni 2012 was ik, in uniform gekleed en met assistentiedienst belast. Wij bevonden ons op het Leidseplein te Amsterdam. Aldaar kreeg ik een melding van de centrale meldkamer Amsterdam om te gaan naar de Jan Evertsenstraat alwaar een zware mishandeling had plaatsgevonden. Ter plaatse werd ik aangesproken door een man genaamd [betrokkene 1] . Ik zag dat de mond van [betrokkene 1] onder het bloed zat. Ik hoorde [betrokkene 1] zeggen: "Dat is de man die mij heeft geslagen. Hij heeft mijn kaak gebroken". Ik, [verbalisant] , heb vervolgens de man staande gehouden. De man die de mishandeling zou hebben gepleegd bleek te zijn [verdachte] . Nadat ik hem had aangehouden heb ik hem gevraagd of hij scherpe voorwerpen bij zich had. [verdachte] gaf aan dat hij in zijn rechterjaszak een mes had zitten. Ik heb vervolgens het mes uit zijn jaszak gehaald. Ik, [verbalisant] , heb het mes uit zijn jaszak gehaald.
4. Een geschrift, te weten een Bm-besluit van de gemeente Amsterdam van 28 maart 2012 van mr. E.E. van der Laan:
BESLUIT: Brengt ter algemene kennis dat op 23 maart 2012 is besloten te bepalen dat de onder II aangewezen gebieden verboden is messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt bij zich te hebben, tenzij deze zodanig zijn ingepakt dat deze niet voor dadelijk gebruik kunnen worden aangewend.
Dit besluit treedt in werking op 2 april 2012."
2.3.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet zonder meer volgen dat, zoals is bewezenverklaard, de verdachte een mes bij zich heeft gehad "op of aan de door de burgemeester krachtens art. 2.5 lid 1 van de Algemene Plaatselijke Verordening van Amsterdam aangewezen weg of in een aan die weg gelegen voor publiek toegankelijk gebouw". Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat de Jan Evertsenstraat, gelet op de begrenzingen van het aangewezen gebied zoals deze blijken uit het zich bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindende, hiervoor in bewijsmiddel 4 vermelde,
Bm-Besluit deels binnen en deels buiten het aangewezen gebied valt en uit de door het Hof gebruikte bewijsmiddelen niet met voldoende duidelijkheid valt op te maken in welk gedeelte van de Jan Evertsenstraat de verdachte is staande gehouden.
2.4.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beoordeling van het tweede middel

Gelet op de hierna volgende beslissing behoeft het middel geen bespreking.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 april 2019.