ECLI:NL:HR:2019:469

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 april 2019
Publicatiedatum
1 april 2019
Zaaknummer
17/03169
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in strafzaak betreffende zedendelicten en bewijsminimum

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 maart 2017. De verdachte, geboren in 1960, was in cassatie gegaan tegen een eerdere veroordeling voor zedendelicten, specifiek seksueel misbruik van zijn minderjarige nichtjes. De verdediging heeft verschillende middelen van cassatie ingediend, waaronder vragen over de betrouwbaarheid van de verklaring van de aangeefster, de afwijzing van een verzoek tot benoeming van een deskundige, en het bewijsminimum in het licht van de medische beperkingen van de verdachte. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft geoordeeld dat de ingediende middelen niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof werd bekrachtigd.

Uitspraak

2 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/03169
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 maart 2017, nummer 23/001166-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.T. Laigsingh, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 april 2019.