Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
2 april 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 18 december 2007 is gewezen. De verdachte, geboren in 1977, heeft via zijn advocaat D.E. Wiersum een cassatieverzoek ingediend. Het cassatieberoep is ingesteld naar aanleiding van de afwijzing van een aanhoudingsverzoek door het Hof, dat zonder enige motivering is afgewezen. De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan.
De Hoge Raad heeft op 2 april 2019 geoordeeld dat het Hof de afwijzing van het aanhoudingsverzoek niet voldoende heeft gemotiveerd. Dit gebrek aan motivering leidt tot de conclusie dat het Hof niet de vereiste afweging van belangen heeft gemaakt en niet is ingegaan op de gronden van het aanhoudingsverzoek. De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak teruggeworpen naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.