ECLI:NL:HR:2019:512

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 april 2019
Publicatiedatum
4 april 2019
Zaaknummer
18/00691
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over oplichting door het aannemen van een valse hoedanigheid en de toewijzing van schadevergoedingen aan benadeelde partijen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1957, was beschuldigd van meermalen gepleegde oplichting door goederen en diensten te bestellen bij verschillende partijen zonder deze te betalen. De benadeelde partijen (b.p.'s) vorderden schadevergoeding, inclusief btw, voor de niet-betaalde facturen. De Hoge Raad heeft zich gebogen over twee hoofdvragen: of de benadeelde partijen schade hebben geleden die bestaat uit de gefactureerde bedragen inclusief btw, en of de toewijzing van de vordering van b.p. A tot € 1.271,07 correct was, gezien het feit dat het hof had overwogen dat incassokosten van € 45,- zouden worden afgewezen.

De Hoge Raad oordeelde dat de benadeelde partijen inderdaad schade hadden geleden, en dat het hof terecht had overwogen dat de vorderingen inclusief btw moesten worden toegewezen. Dit oordeel was niet onjuist en was voldoende gemotiveerd. Echter, de Hoge Raad volgde de conclusie van de Advocaat-Generaal dat het hof ten onrechte de incassokosten had meegerekend bij de toewijzing van de vordering van b.p. A. De Hoge Raad paste het toegewezen bedrag aan naar € 1.226,07 en vernietigde de eerdere uitspraak enkel voor wat betreft dit bedrag. Voor het overige werd het beroep verworpen.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste berekening van schadevergoedingen in het strafrecht, vooral in gevallen van oplichting waarbij benadeelde partijen hun vorderingen moeten onderbouwen. De Hoge Raad bevestigde dat ondernemers in dergelijke gevallen geen schade lijden door btw, omdat zij deze kunnen terugvorderen van de fiscus. Dit arrest heeft implicaties voor de wijze waarop schadevergoedingen in vergelijkbare zaken worden behandeld.

Uitspraak

9 april 2019
Strafkamer
nr. S 18/00691
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 30 januari 2018, nummer 21/001604-17, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1957.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft L.E.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor zover het de toewijzing van de vordering van de benadeelde partijen en de oplegging van schadevergoedingsmaatregelen betreft, tot vermindering van de desbetreffende bedragen met de door het Hof ten onrechte meegerekende btw en bovendien met € 45,00 voor zover deze bedragen betrekking hebben op de door [E] geleden schade en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het tweede middel

2.1.
Het middel houdt onder meer de klacht in dat het Hof de vorderingen van de benadeelde partijen telkens inclusief btw heeft toegewezen.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij:
"2.
op 9 juli 2016 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [A] heeft bewogen tot de afgifte van tickets, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- gezegd dat hij tickets voor reizen naar Rusland en Oekraïne wilde boeken en
- daarbij gezegd dat dit voor [B] was en
- aan de overige door [A] gevraagde eisen voldaan en
- een koopbedrag overeengekomen,
en zich aldus heeft voorgedaan als bonafide koper, waardoor [A] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
3.
in de periode van 9 juli 2016 tot en met 20 september 2016 te Amersfoort met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [C] heeft bewogen tot de afgifte van flessen wijn en wijnglazen en kurkentrekkers, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een prijsopgave voor de opening van een kantoor gevraagd en
- medegedeeld dat dit kantoor [B] was en
- gesproken over hoeveelheden wijn en glazen en kurkentrekkers en
- een bestelling geplaatst en vervolgens in ontvangst genomen
en zich aldus als bonafide koper heeft voorgedaan, waardoor [C] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
6.
in de periode van 1 juli 2016 tot en met 31 oktober 2016 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [D] heeft bewogen tot de afgifte van planten en potten, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- gezegd dat hij planten en potten wilde bestellen en
- daarbij gezegd dat het voor zijn juridische adviespraktijk was en
- een offerte toegestuurd gekregen en
- een overeenkomst aangegaan en
- een datum van levering overeengekomen, te weten 15 juli 2016, en
- die goederen vervolgens in ontvangst genomen,
en zich aldus als bonafide koper heeft voorgedaan, waardoor [D] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
7.
in de periode van 24 mei 2016 tot en met 24 oktober 2016 te Amersfoort met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [E] heeft bewogen tot de afgifte van diverse kantoorartikelen en een bureaustoel, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- telkens een e-mail gestuurd en daarin verzocht tot het leveren van kantoorartikelen en een bureaustoel op rekening en
- daarbij te kennen gegeven dat het voor zijn juridische adviespraktijk was en
- vervolgens deze goederen besteld
en zich aldus voorgedaan als bonafide koper, waardoor [E] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
8.
in de periode van 15 mei 2016 tot en met 21 oktober 2016 te Amersfoort, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid [F] heeft bewogen tot het leveren van allerhande diensten m.b.t. de huisstijl van een bedrijf, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- [F] te kennen gegeven dat hij een website wilde
- en [F] verzocht deze te ontwikkelen
- en te kennen gegeven dat dit voor zijn juridisch adviesbureau was en
- gesproken over de plannen voor de website en de benodigdheden voor de start van zijn bedrijf en
- een offerte opgevraagd en
- deze per e-mail met akkoord bevestigd
en zich aldus heeft voorgedaan als bonafide koper, waardoor [F] werd bewogen tot bovenomschreven verlening van diensten.
9.
in de periode van 20 juni 2016 tot en met 31 oktober 2016 te Amersfoort met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, [G] heeft bewogen tot de afgifte van (bedrukte) paperclips en rolup banners en kop en schotels en pennen en aanstekers en stickers en tasjes en lanyard en ringbanden en visitekaartjes en offertemappen en sleutelhangers en schrijfblokken, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- een offerte opgevraagd voor bedrukte paperclips en
- vervolgens verzocht om overige bovengenoemde goederen te bedrukken en te leveren en
- gezegd dat deze goederen diende als promotiemateriaal voor een te geven seminar van zijn startende onderneming en
- er (daardoor) (vervolgens) een overeenkomst tot stand kwam
en zich aldus voorgedaan als bonafide koper, waardoor [G] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte."
2.2.2.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouwe van de verdachte aldaar het woord gevoerd overeenkomstig de aan het proces-verbaal gehechte pleitnota. Deze pleitnota houdt met betrekking tot de verschillende vorderingen van de benadeelde partijen telkens, althans in woorden van gelijke strekking, het volgende in:
"Mocht u komen tot (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering, stelt de verdediging zich op het standpunt dat nu de benadeelde partij een bedrijf betreft de eventueel toe te wijzen bedragen exclusief BTW dienen te worden toegewezen. Nu zijn de posten inclusief BTW opgenomen. Gezien de mogelijkheid voor een bedrijf om de BTW te verrekenen met de omzetbelasting, verzoek ik u eventuele posten exclusief BTW toe te wijzen."
2.2.3.
Het bestreden arrest houdt – voor zover voor de beoordeling van het middel van belang - het volgende in:
"Benadeelde partijen
De benadeelde partijen zijn allen ondernemers. Hun vorderingen zien op levering van goederen/diensten die niet betaald zijn. Voor een ondernemer geldt dat hij over zijn omzet altijd BTW (die hij bij zijn klanten in rekening brengt) aan de fiscus moet afdragen. Krijgt een ondernemer niet betaald voor een door hem geleverd(e) dienst of product, dan moet hij wel de BTW aan de fiscus afdragen, maar heeft hij deze niet bij zijn klant kunnen innen. Neemt een ondernemer zelf een goed of dienst af (zoals incasso), dat moet hij daarover BTW betalen die hij kan terugvragen bij de fiscus. De ondernemer krijgt de BTW dan dus terug van de fiscus en lijdt in zoverre geen schade. Daarom is de te vergoeden schade dan exclusief BTW."
2.2.4.
Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich een 'schadeopgave-formulier misdrijven' met betrekking tot elk van de toegewezen vorderingen van de benadeelde partijen. Uit die formulieren blijkt dat de vorderingen van de benadeelde partijen steeds voortkomen uit aan de verdachte geleverde goederen of voor hem verrichte diensten, en dat in de als schadevergoeding gevorderde factuurbedragen steeds ook de daarover in rekening gebrachte btw begrepen is. Het Hof heeft de vorderingen van de benadeelde partijen telkens toegewezen inclusief die btw-bedragen.
2.3.
Het Hof heeft in zijn overwegingen als zijn oordeel tot uitdrukking gebracht dat aannemelijk is geworden dat de benadeelde partijen door het bewezenverklaarde handelen van de verdachte schade hebben geleden bestaande uit de voor de leveringen van goederen en diensten gefactureerde bedragen inclusief btw. Dat oordeel getuigt niet van een onjuiste rechtsopvatting, is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd, in aanmerking genomen dat de toewijzing van de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partijen geleden schade meebrengt dat de verdachte alsnog is veroordeeld tot nakoming van zijn verplichting tot betaling van de aan hem gefactureerde bedragen.
Voor zover het middel hierover klaagt, is het tevergeefs voorgesteld.
2.4.
Voorts klaagt het middel dat het Hof ten onrechte de vordering van de benadeelde partij [E] heeft toegewezen tot een bedrag van € 1.271,07, aangezien het Hof heeft overwogen dat de in voornoemd bedrag meegenomen incassokosten ter hoogte van € 45,00 zullen worden afgewezen.
2.5.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 8.10 en 8.11 is het middel in zoverre terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de zaak zelf afdoen door het toegewezen bedrag te bepalen op € 1.226,07 en de aan de verdachte opgelegde schadevergoedingsmaatregel in die zin aan te passen.

3.Beoordeling van de middelen voor het overige

De middelen kunnen voor het overige niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen in zoverre niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij [E] is toegewezen en waartoe de verdachte de verplichting is opgelegd tot betaling aan de Staat ten behoeve van [E] ;
bepaalt het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij [E] is toegewezen en waartoe de verdachte de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [E] is opgelegd op € 1.226,07;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, V. van den Brink, E.F. Faase en C.E. du Perron, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 april 2019.