Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het tweede middel
3.Beoordeling van het vierde middel
4.Beoordeling van de overige middelen
23 april 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de verdachte die zich voordeed als een gediplomeerd arts en een slachtoffer, aangeduid als [slachtoffer 1], een valse diagnose van borstkanker stelde. De verdachte heeft het slachtoffer bewogen tot het afgeven van een geldbedrag van € 60.000,- voor een vermeende behandeling in China. De Hoge Raad behandelt de vraag of het slachtoffer te goedgelovig was en of de bijzondere voorwaarde die aan de veroordeling was verbonden, te ruim was. De Hoge Raad herhaalt eerdere overwegingen over de ratio achter de strafbaarstelling van oplichting en concludeert dat het hof terecht heeft vastgesteld dat het slachtoffer door de gedragingen van de verdachte is bewogen tot de afgifte van het geldbedrag. De verdachte had een praktijk in 'Medisch Center B' en droeg een witte doktersjas, wat bij het slachtoffer de indruk wekte dat hij een ervaren arts was. Na een aantal bezoeken en valse medische analyses, adviseerde de verdachte het slachtoffer om een dure operatie in China te ondergaan. Na terugkeer bleek dat de beloofde behandeling niet had plaatsgevonden. De Hoge Raad oordeelt dat het hof niet onjuist heeft geoordeeld over de beweegredenen van het slachtoffer en dat de bijzondere voorwaarde niet te ruim is. Het beroep in cassatie wordt verworpen.