ECLI:NL:HR:2019:656

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
22 april 2019
Zaaknummer
18/02934
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de bewezenverklaring van snelheidsovertreding door onbekende bestuurder van gehuurde auto

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 april 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van een snelheidsovertreding die was begaan door een onbekend gebleven bestuurder van een auto die door de verdachte was gehuurd. De kern van de zaak was of de huurovereenkomst voldoende was om aan te nemen dat de verdachte de auto tot duurzaam gebruik onder zich had, zoals vereist door de Wegenverkeerswet 1994.

De bewezenverklaring stelde dat de verdachte houder was van het motorvoertuig, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze conclusie niet zonder meer kon worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen. De enkele omstandigheid dat de verdachte de auto had gehuurd op het moment van de snelheidsovertreding, was niet voldoende om te concluderen dat hij de auto tot duurzaam gebruik onder zich had. De Hoge Raad vernietigde daarom de bestreden uitspraak en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor herbehandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs om de status van houder van een voertuig vast te stellen, vooral in situaties waarin de bestuurder onbekend is. De Hoge Raad concludeerde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van de wet, wat leidde tot de vernietiging van de eerdere uitspraak en de terugverwijzing van de zaak.

Uitspraak

23 april 2019
Strafkamer
nr. S 18/02934
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 29 juni 2015, nummer 22/001259-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1961.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"een bij de ontdekking van het hierna omschreven strafbaar feit onbekend gebleven bestuurder van een motorvoertuig (auto), gekentekend [kenteken], op 15 april 2013 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A4, geen gevolg heeft gegeven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers in strijd met een bord A1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 - op welk bord een maximumsnelheid van 100 kilometer per uur was aangegeven - heeft gereden met een snelheid van 161 kilometer per uur, terwijl verdachte toen houder, als bedoeld in artikel 1, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994, van dat motorvoertuig was."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal Overtreding d.d. 6 juni 2013 van het Korps Landelijke Politiediensten Dienst verkeerspolitie met bonnummer 15.04.2013.0009.009845. Dit proces-verbaal houdt in -zakelijk weergegeven-:
als relaas van deze opsporingsambtenaren:
Overtredingsgegevens/waarneming:
Datum feit: 15 april 2013
Omstreeks: 00:09 uur
Plaats: Leidschendam
Gemeente: Leidschendam-Voorburg
Locatie: A4, buiten een als zodanig aangeduide bebouwde kom
Soort weg: Autosnelweg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg
Voertuig: Personenauto, merk Fiat met kenteken [kenteken].
De overtreding werd langs elektronische weg geconstateerd en vastgelegd.
De werkelijke snelheid stelde ik, verbalisant [verbalisant], vast met behulp van een voor de meting geteste, geijkte en op de voorgeschreven wijze gebruikte trajectsnelheidsmeter op basis van de factoren tijd en afstand.
Gemeten (afgelezen) gemiddelde snelheid: 167 km per uur. Werkelijke (gecorrigeerde) gemiddelde snelheid: 161 km per uur.
Toegestane snelheid: 100 km per uur.
Overschrijding met: 61 km per uur.
De bestuurder werd ter plaatse niet staande gehouden.
Er werd volstaan met bekeuren op kenteken.
Volgens de opgave van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, bleek het motorvoertuig toe te behoren aan:
Naam: [A]
Adres: [A straat 1] te [vestigingsplaats].
2. Een geschrift, zijnde een antwoordformulier van het Centraal Justitieel Incasso Bureau te Leeuwarden, met triasnummer 9032 5427 3657 8225, gericht aan [A] en retour ontvangen bij het CJIB op 21 mei 2013. Dit geschrift houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
Ondergetekende kentekenhouder ontkent de bestuurder te zijn geweest omdat het voertuig op het moment van overtreding bestuurd werd door: [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1961.
3. Een geschrift, zijnde een huurcontract tussen [A], gevestigd aan de [A straat] te [vestigingsplaats], en [verdachte], met als bijlage gevoegd een kopie van het rijbewijs van de verdachte. Dit geschrift houdt onder meer in -zakelijk weergegeven-:
Huurcontract : 130087
Kenteken : [kenteken]
Vertrek datum : 22 maart 2013
Retour datum : 15 april 2013 te 14:37 uur."
2.3.
Art. 1 Wegenverkeerswet 1994 luidt, voor zover in cassatie van belang:
"1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (...)
o. houder van een motorrijtuig of een aanhangwagen: degene die het voertuig:
1° op grond van een overeenkomst van huurkoop onder zich houdt,
2° in vruchtgebruik heeft, of
3° anderszins, anders dan als eigenaar of bezitter, tot duurzaam gebruik onder zich heeft
(...)
3. Degene aan wie een kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig of een aanhangwagen wordt, tenzij anders blijkt, voor de toepassing van het bepaalde bij of krachtens deze wet beschouwd als eigenaar of houder van dat motorrijtuig of die aanhangwagen.
(...)"
2.4.
Aangezien de bewezenverklaring, voor zover inhoudende dat de verdachte "houder, als bedoeld in artikel 1, derde lid van de Wegenverkeerswet 1994, van dat motorvoertuig" was, niet zonder meer kan worden afgeleid uit de gebezigde bewijsmiddelen, is de bestreden uitspraak niet naar de eis der wet met redenen omkleed. De enkele omstandigheid dat de verdachte de auto ten tijde van de snelheidsovertreding had gehuurd, brengt niet mee dat hij de auto "tot duurzaam gebruik onder zich [had]" als bedoeld in art. 1, eerste lid onder o, Wegenverkeerswet 1994.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 april 2019.