ECLI:NL:HR:2019:678

Hoge Raad

Datum uitspraak
23 april 2019
Publicatiedatum
23 april 2019
Zaaknummer
17/05373
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onttrekken van minderjarige aan wettig gezag door moeder

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte, de moeder van een minderjarige, is veroordeeld voor het opzettelijk onttrekken en onttrokken houden van haar achtjarige zoontje aan het wettig gezag van de vader. De moeder had haar zoontje naar Nigeria laten reizen en daar laten verblijven. De Hoge Raad behandelt verschillende klachten van de verdachte, waaronder de vraag of Groningen als pleegplaats kan worden aangemerkt, gezien het feit dat het om een omissiedelict in Nigeria gaat. Daarnaast wordt er geklaagd dat niet kan worden vastgesteld dat de uitoefening van gezag door de vader onmogelijk was gemaakt door het buiten diens invloedssfeer brengen van het kind. Ook wordt betwist of de verdachte aan alle subjectieve en objectieve bestanddelen van de tenlastelegging heeft voldaan. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, maar constateert wel dat de redelijke termijn van het proces is overschreden, wat leidt tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van drie jaren naar twee jaren en tien maanden. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige.

Uitspraak

23 april 2019
Strafkamer
nr. S 17/05373
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 9 november 2017, nummer 21/006079-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Procureur-Generaal J. Silvis heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van drie jaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze twee jaren en tien maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
23 april 2019.