ECLI:NL:HR:2019:704

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 mei 2019
Publicatiedatum
9 mei 2019
Zaaknummer
18/02206
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake verhuurderheffing

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 mei 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Stichting [X] tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. Het Gerechtshof had op 3 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, die betrekking had op een door de belanghebbende over het jaar 2014 voldaan bedrag aan verhuurderheffing. De belanghebbende, Stichting [X], heeft in cassatie een aantal middelen voorgesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft hierop een verweerschrift ingediend, waarna de belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit was in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen aanleiding gezien om de proceskosten te veroordelen. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

10 mei 2019
Nr. 18/02206
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
Stichting [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 3 april 2018, nr. 17/00393, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. HAA 15/4349) betreffende een door belanghebbende over het jaar 2014 op aangifte voldaan bedrag aan verhuurderheffing.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Hof beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren L.F. van Kalmthout en E.F. Faase, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2019.