Uitspraak
[A]te
[Q]tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 9 oktober 2018, nr. SGR 18/3240 V, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 mei 2019 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie met nummer 18/04928. Het beroep was ingesteld door [X] B.V. tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 9 oktober 2018, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie beoordeeld. De indiener van het beroepschrift werd verzocht om binnen zes weken een bewijsstuk over te leggen dat hij bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Dit verzoek werd gedaan via een aangetekende brief op 28 november 2018, die volgens de gegevens van PostNL op het opgegeven adres is afgeleverd. Echter, de indiener heeft geen machtiging of verklaring overgelegd waaruit zijn bevoegdheid blijkt. Hierdoor concludeert de Hoge Raad dat de indiener niet bevoegd was om het beroep in cassatie in te dienen. Op basis van deze overwegingen heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. De Hoge Raad heeft geen aanleiding gezien om een veroordeling in de proceskosten uit te spreken.