Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
21 mei 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 23 augustus 2017 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968. De verdachte is aangeklaagd voor openlijk in vereniging geweld plegen, zoals omschreven in artikel 141, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte zelf, vertegenwoordigd door advocaat A.A. Franken uit Amsterdam. In de schriftelijke verdediging is een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht.
De plaatsvervangend Advocaat-Generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 21 mei 2019 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu, samen met raadsheren V. van den Brink en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.