ECLI:NL:HR:2019:811

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 mei 2019
Publicatiedatum
23 mei 2019
Zaaknummer
17/02316
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over opzetheling, oplichting en diefstal met braak met betrekking tot overschrijding redelijke termijn

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 mei 2019 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was betrokken bij meerdere strafbare feiten, waaronder opzetheling, oplichting en (poging tot) diefstal met braak. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat R.P. Snorn. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben concludeerde tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen voor wat betreft de strafoplegging, en stelde voor de straf te verminderen.

De Hoge Raad oordeelde dat het middel van cassatie niet tot vernietiging kon leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Echter, de Hoge Raad constateerde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden, aangezien er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep. Dit leidde tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier maanden naar drie maanden en drie weken.

De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwierp het beroep voor het overige. Deze uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de strafoplegging.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/02316
Datum28 mei 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 15 februari 2017, nummer 21/004447-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor wat betreft de strafoplegging, tot vermindering van de straf in de mate als de Hoge Raad gepast acht en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van vier maanden.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
- vermindert deze in die zin dat deze drie maanden en drie weken beloopt;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 mei 2019.