ECLI:NL:HR:2019:835

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 juni 2019
Publicatiedatum
31 mei 2019
Zaaknummer
17/03822
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbruikbaar maken van een politiecel door urineren en braken, met betrekking tot wederrechtelijke gedraging en onmenselijke behandeling

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 juni 2019 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 augustus 2017. De verdachte, geboren in 1993, had beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak. De advocaat van de verdachte, S.T. van Berge Henegouwen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waarbij werd vastgesteld dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de vordering van de politie tot vergoeding van schoonmaakkosten toegewezen, waarbij werd opgemerkt dat de opvatting dat deze kosten verband houden met de uitvoering van een publiekrechtelijke taak onjuist is.

De uitspraak betreft de vraag of het urineren en braken in een politiecel kan worden gekwalificeerd als een wederrechtelijke gedraging en of dit kan leiden tot onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) of artikel 7 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (IVBPR). De Hoge Raad heeft het beroep van de verdachte verworpen, waarmee de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/03822
Datum4 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 3 augustus 2017, nummer 20/003486-16, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft
S.T. van Berge Henegouwen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 juni 2019.