ECLI:NL:HR:2019:903

Hoge Raad

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
11 juni 2019
Zaaknummer
17/06056
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Amsterdam inzake straatroven en TBS

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 28 november 2017 werd uitgesproken. De verdachte, geboren in 1997, was betrokken bij een reeks straatroven en werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling, openlijke geweldpleging en wederspannigheid. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat J. Kuijper, heeft middelen van cassatie ingediend, waarbij onder andere bewijsklachten en een klacht over de motivering van de oplegging van TBS met dwangverpleging aan de orde kwamen. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de opgelegde gevangenisstraf en tot vermindering van de duur daarvan, maar heeft het beroep voor het overige verworpen.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De beoordeling van de middelen behoeft geen nadere motivering, omdat zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis en de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. De opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest en de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege lenen zich niet voor vermindering. De Hoge Raad heeft daarom volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden en heeft het beroep verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer17/06056
Datum11 juni 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 28 november 2017, nummer 23/001108-17, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1997,
hierna: de verdachte.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van de duur daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Aangezien de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van twaalf maanden met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27 Sr en de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege zich naar haar aard niet voor vermindering leent, zal de Hoge Raad volstaan met het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
11 juni 2019.