Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
18 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 11 juli 2017 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1978. De verdachte was aangeklaagd voor overtredingen van de Wet wapens en munitie (WMM), specifiek voor het voorhanden hebben van wapens en munitie in een door hem gehuurde loods. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat C.W. Flokstra, heeft in de schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 18 juni 2019 het beroep verworpen, waarbij de uitspraak werd gedaan door vice-president J. de Hullu en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in aanwezigheid van waarnemend griffier E. Schnetz.