Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
18 juni 2019.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 18 juli 2017 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1988, was veroordeeld voor mishandeling, waarbij hij de aangever met kracht in het gezicht had gestompt. De verdachte heeft in cassatie een verweer gevoerd dat gebaseerd was op noodweer(exces). De advocaat van de verdachte, G.P. Dayala, heeft een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal, D.J.C. Aben, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, omdat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en het arrest is uitgesproken door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren Y. Buruma en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.