ECLI:NL:HR:2020:1019

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
19/01810
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep in een Caribische zaak betreffende gewoontewitwassen met grote geldbedragen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 juni 2020 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Het beroep was ingesteld door de verdachte, die betrokken was bij het medeplegen van gewoontewitwassen. De verdachte had grote geldbedragen verstopt in gemalen kip en kiprollade, die vanuit Nederland naar onder andere Aruba werden getransporteerd. Voor zijn bijdrage ontving de verdachte een percentage van het getransporteerde geld als commissie.

De advocaat D.G. Kock, die de verdachte vertegenwoordigde, diende een schriftuur in, maar de advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens concludeerde dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en de procureur-generaal bij de Hoge Raad kreeg de gelegenheid om advies uit te brengen. Uiteindelijk kwam de Hoge Raad tot de conclusie dat het cassatieberoep duidelijk niet kon slagen. Daarom werd besloten om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren, zoals voorzien in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De uitspraak van de Hoge Raad is een belangrijke bevestiging van de strikte toepassing van de ontvankelijkheidseisen in cassatiezaken, vooral in complexe strafzaken zoals deze, waarin internationale elementen en grote geldbedragen een rol spelen. De beslissing benadrukt ook de rol van de Hoge Raad als hoogste rechtscollege in Nederland, dat toeziet op de correcte toepassing van het recht door lagere rechters.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/01810 A
Datum9 juni 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 31 juli 2017, nummer H 171/2016, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in Nederland op [geboortedatum] 1967,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.G. Kock, advocaat te Oranjestad, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De procureur‑generaal bij de Hoge Raad heeft de gelegenheid gekregen een advies uit te brengen. De Hoge Raad is tot het oordeel gekomen dat het cassatieberoep duidelijk niet kan slagen. Hij zal daarom gebruikmaken van de mogelijkheid om het beroep zonder verdere motivering niet-ontvankelijk te verklaren (zie artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
9 juni 2020.