ECLI:NL:HR:2020:1038

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juni 2020
Publicatiedatum
11 juni 2020
Zaaknummer
18/04794
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rechtsmacht van de Nederlandse rechter en samenhang tussen vorderingen

In deze zaak heeft eiser [eiser 1] cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 14 augustus 2018. De Hoge Raad behandelt de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft in deze zaak, waarbij ook de samenhang tussen verschillende vorderingen aan de orde komt. Eiser [eiser 1] woont in Angola en heeft de zaak aangespannen tegen PT VENTURES SGPS S.A., een onderneming gevestigd in Funchal, Portugal. De advocaten van de partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij de advocaat van [eiser 1] ook schriftelijk heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock, die tot verwerping van het principale cassatieberoep strekt.

De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser 1] over het arrest van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van het arrest. De Hoge Raad heeft daarbij geen verdere motivering gegeven, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht, zoals bedoeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het incidentele beroep van PTV, dat afhankelijk was van de uitkomst van het principale beroep, behoeft geen behandeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad het principale beroep verworpen en [eiser 1] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet binnen veertien dagen na de uitspraak zijn voldaan. Het arrest is uitgesproken op 12 juni 2020 door de vicepresident en de raadsheren van de Hoge Raad.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
CIVIELE KAMER
Nummer18/04794
Datum12 juni 2020
ARREST
In de zaak van
[eiser 1],
wonende te [woonplaats], Angola,
EISER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: [eiser 1],
advocaten: R.S. Meijer en A. Stortelder,
tegen
PT VENTURES SGPS S.A.,
gevestigd te Funchal, Portugal,
VERWEERSTER in cassatie, eiseres in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
hierna: PTV,
advocaat: F.E. Vermeulen.
1. Procesverloop
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar:
het vonnis in de zaak C/13/605112/HA ZA 16-330 van de rechtbank Amsterdam van 17 mei 2017;
de arresten in de zaak 200.222.273/01 van het gerechtshof Amsterdam van 3 oktober 2017, 14 augustus 2018 en 4 oktober 2018.
[eiser 1] heeft tegen het arrest van het hof van 14 augustus 2018 beroep in cassatie ingesteld. PTV heeft voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
Partijen hebben over en weer een verweerschrift tot verwerping van het beroep ingediend.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor [eiser 1] mede door E.J. Teijgeler en voor PTV mede door G.P. Oosterhoff.
De conclusie van de Advocaat-Generaal R.H. de Bock strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van [eiser 1] heeft schriftelijk op die conclusie gereageerd.

2.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De Hoge Raad heeft de klachten over het arrest van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van dat arrest. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
Het incidentele beroep, dat is ingesteld onder de voorwaarde dat het middel in het principale beroep tot vernietiging van het arrest van het hof leidt, behoeft gelet op hetgeen hiervoor is overwogen geen behandeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad:
  • verwerpt het principale beroep;
  • veroordeelt [eiser 1] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van PTV begroot op € 865,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [eiser 1] deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vicepresident C.A. Streefkerk als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer C.E. du Perron op
12 juni 2020.