Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het cassatiemiddel
3.Ambtshalve beoordeling van de uitspraak van het hof
4.Beslissing
7 juli 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een verkeersongeval dat plaatsvond op 3 september 2016 binnen de bebouwde kom van Nijmegen, waarbij drie slachtoffers zwaar lichamelijk letsel opliepen. De verdachte, die onder invloed van alcohol en te hard rijdend betrokken was bij het ongeval, werd door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 17 april 2019 veroordeeld. De Hoge Raad heeft het cassatieberoep van de verdachte beoordeeld, waarbij de advocaat-generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte over de uitspraak van het hof niet konden leiden tot vernietiging van die uitspraak. Dit oordeel werd niet verder gemotiveerd, omdat het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of ontwikkeling van het recht.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de uitspraak van het hof vernietigd voor zover het ging om de vervangende hechtenis die was opgelegd aan de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de verplichting van de verdachte om een schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer, bij gebreke van betaling, vervangen kon worden door gijzeling van gelijke duur, zoals bepaald in artikel 6:4:20 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het hof vernietigd, maar alleen voor het gedeelte dat betrekking had op de vervangende hechtenis, en het beroep voor het overige verworpen.