Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
30 juni 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 juni 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verdachte had op 16 mei 2019 een kennisgeving van een voorwaardelijke veroordeling ontvangen, waarin onder andere een poging tot diefstal met braak werd vermeld, evenals een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier weken en een taakstraf van tachtig uren. Volgens artikel 432 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering moet een cassatieberoep binnen veertien dagen na de bekendmaking van de uitspraak worden ingesteld. De verdachte heeft echter pas op 27 juni 2019 cassatie ingesteld, wat betekent dat het beroep te laat was. De Hoge Raad oordeelde dat de einduitspraak van het hof op dat moment al aan de verdachte bekend was, en dat het cassatieberoep derhalve niet-ontvankelijk verklaard moest worden. De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van cassatieberoepen en de strikte naleving van de wettelijke termijnen.