ECLI:NL:HR:2020:1371

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 september 2020
Publicatiedatum
3 september 2020
Zaaknummer
19/00377
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van elektriciteit ten behoeve van hennepkwekerij en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 15 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 januari 2019. De verdachte, geboren in 1992, was beschuldigd van diefstal van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij. De advocaat van de verdachte, V.A. Groeneveld, heeft cassatiemiddelen ingediend. De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen met betrekking tot de beslissingen over de tenlastelegging en de strafoplegging. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat de bewezenverklaring van de diefstal van elektriciteit niet voldoende uit de bewijsvoering kan worden afgeleid. De Hoge Raad heeft daarom de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling. De Hoge Raad heeft het beroep voor het overige verworpen.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer19/00377
Datum15 september 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Amsterdam van 16 januari 2019, nummer 23/002433-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
hierna: de verdachte.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft V.A. Groeneveld, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1
Het cassatiemiddel klaagt dat de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
3.2.1
Ten laste van de verdachte is onder 2 bewezenverklaard dat:
“hij op 19 december 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen energie/stroom toebehorende aan Liander n.v.”
3.2.2
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsvoering:
“Op basis van de gebezigde bewijsmiddelen neemt het hof het volgende als vaststaand aan.
Op 19 december 2016 zijn de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar de woning aan de [a-straat 1], [postcode] te Amsterdam gegaan, omdat Liander metingen had gedaan aan het elektriciteitsnetwerk en vermoedde dat er een hennepplantage in de woning aanwezig was (proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij van 19 december 2016, opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], dossierpagina’s 18 tot en met 48). De fraude-expert van Liander heeft toen meegedeeld dat er de afgelopen dagen meerdere storingen in de betreffende flat zijn geweest en dat, naar aanleiding daarvan, metingen zijn uitgevoerd op het elektriciteitsnetwerk. Deze metingen leidde hem naar de woning met nummer [a-straat 1]. De metingen bij deze woning gaven, aldus de fraude-expert, ‘zeer hoge waarden’ aan, zodat hij het vermoeden had dat er in deze woning een hennepplantage aanwezig was (dossierpagina 18). Vervolgens hebben de verbalisanten de woning betreden en 239 hennepplanten aangetroffen van ongeveer zeven weken oud, en heeft de fraude-expert van Liander geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van deze hennepkwekerij illegaal werd afgenomen (dossierpagina’s 18 tot en met 20). (...)
Op grond van deze feiten en omstandigheden (op zichzelf, en in onderling verband bezien) komt het hof tot de conclusie dat de verdachte de woning aan de [a-straat 1] heeft gehuurd teneinde in die woning hennepplanten aanwezig te hebben.
(...)
Het hof volgt de raadsman in zijn stelling dat - gelet op het verrichte technisch onderzoek - niet is komen vast te staan dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de teelt van de hennep, zodat met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde feit ‘enkel’ sprake is van het opzettelijk aanwezig hebben van de aangetroffen hennep. Wel acht het hof bewezen dat de verdachte minst genomen zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de hennepkwekerij gepaard ging met de diefstal van elektriciteit, nu dit de gangbare werkwijze is bij hennepteelt.”
3.3
De bewezenverklaring houdt in dat de verdachte zelf elektriciteit heeft ‘weggenomen’. Dat kan echter niet zonder meer worden afgeleid uit de bewijsvoering, zodat de bestreden uitspraak ontoereikend is gemotiveerd.
3.4
Het cassatiemiddel is terecht voorgesteld.

4.Beoordeling van het derde cassatiemiddel

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het cassatiemiddel niet nodig.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissingen over het onder 2 tenlastegelegde en de strafoplegging;
- wijst de zaak terug naar het gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
15 september 2020.