Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
15 september 2020.
Hoge Raad
Op 15 september 2020 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/04733 B, waarbij het beroep in cassatie is ingesteld door de klaagster, een B.V. gevestigd te [plaats]. De zaak betreft een klaagschrift dat is ingediend naar aanleiding van een beslag ex artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, in het kader van een vordering tot uitlevering ex artikel 18 van de Wet uitlevering. De klaagster werd verdacht van overtreding van de REACH-verordening, specifiek met betrekking tot de opslag van gasflessen met lachgas die uit China waren geïmporteerd. De advocaat-generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking van de rechtbank Overijssel en tot terugwijzing van de zaak voor een nieuwe behandeling.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het klaagschrift ten onrechte niet is behandeld door de economische raadkamer van de rechtbank. De redenen hiervoor zijn uiteengezet in de conclusie van de advocaat-generaal. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de economische kamer als raadkamer had moeten optreden, gezien de aard van de verdenking die betrekking heeft op economische delicten. De beschikking van de rechtbank Overijssel is vernietigd en de zaak is terugverwezen naar deze rechtbank voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de juiste bevoegdheid bij de behandeling van klaagschriften in het kader van economische delicten en bevestigt de noodzaak voor de rechtbank om de juiste procedures te volgen.