Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel
3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel
4.Beslissing
15 september 2020.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een beschikking van de rechtbank Overijssel, gedateerd 13 september 2019, met nummer RK 19/280. Het klaagschrift is ingediend door de klager, geboren in 1989, die aandeelhouder is van een BV. De zaak betreft een vordering tot uitlevering op basis van artikel 18 van de Wet uitlevering, in het kader van een verdenking van overtreding van de REACH-verordening. De inspectie leefomgeving en transport heeft facturen van import uit China onderzocht, waarbij gasflessen met lachgas betrokken zijn. De klager heeft zich beroepen op schending van de cautieplicht en het nemo tenetur-beginsel. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of de gewone raadkamer bevoegd was om het klaagschrift te behandelen, gezien de aard van het delict. De Hoge Raad oordeelt dat de economische raadkamer bevoegd was, zoals ook blijkt uit eerdere jurisprudentie (ECLI:NL:HR:2007:BB8752). De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd, omdat deze niet door de economische raadkamer is gegeven. De zaak wordt terugverwezen naar de rechtbank Overijssel voor een nieuwe behandeling van het klaagschrift.