ECLI:NL:HR:2020:1453

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 september 2020
Publicatiedatum
19 september 2020
Zaaknummer
18/03917
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over nietigverklaring van betekening oproeping nadere terechtzitting inzake ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 september 2020 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het gerechtshof te Arnhem van 11 oktober 2007. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, geboren in 1969. De betrokkene heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door advocaat M.C. Levy. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en terugwijzing naar het gerechtshof.

De Hoge Raad heeft het eerste cassatiemiddel beoordeeld, dat klaagde over de rechtsgeldigheid van de betekening van de oproeping voor de nadere terechtzitting in hoger beroep. Het proces-verbaal van de terechtzitting op 30 augustus 2007 bevatte geen informatie waaruit kon blijken dat de niet-gemachtigde raadsman de gelegenheid had gehad om te klagen over de betekening van de oproeping. Dit leidde tot de conclusie dat de raadsman deze gelegenheid niet had gehad, waardoor in cassatie geklaagd kon worden over de betekening.

Bij de stukken die aan de Hoge Raad zijn gezonden, ontbrak de oproeping voor de nadere terechtzitting en de akte van uitreiking daarvan. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de oproeping op de juiste wijze was betekend volgens artikel 588 (oud) van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de betekening niet op de bij de wet voorgeschreven wijze had plaatsgevonden en verklaarde de betekening van de oproeping nietig. De beslissing over het tweede cassatiemiddel werd niet nodig geacht, gezien de uitkomst van het eerste middel.

Uitspraak

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer18/03917 P
Datum22 september 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof te Arnhem van 11 oktober 2007, nummer 24/000810-06, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste
van
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969,
hierna: de betrokkene.

1.Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft M.C. Levy, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof opdat de zaak op het bestaande beroep opnieuw kan worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

2.1
Het cassatiemiddel klaagt over het in de bestreden uitspraak besloten liggend oordeel dat de oproeping voor de nadere terechtzitting in hoger beroep rechtsgeldig is betekend.
2.2
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 30 augustus 2007 houdt niets in waaruit kan volgen dat de niet-gemachtigde raadsman de gelegenheid heeft gehad te klagen over de betekening van de oproeping voor die terechtzitting. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de raadsman die gelegenheid niet heeft gehad. Dat betekent dat in cassatie kan worden geklaagd over de betekening van deze oproeping (vgl. HR 5 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ8360).
2.3
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevindt zich niet een oproeping voor de nadere terechtzitting van het hof op 30 augustus 2007 inzake de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel (parketnummer 24-000810-06), noch een akte van uitreiking van een dergelijke oproeping, zodat niet kan worden vastgesteld of een dergelijke oproeping aan de betrokkene is betekend en zo ja, of die betekening in overeenstemming met het in deze zaak toepasselijke artikel 588 (oud) van het Wetboek van Strafvordering heeft plaatsgevonden. Dat brengt mee dat het in cassatie ervoor moet worden gehouden dat de hiervoor genoemde oproeping niet op de bij de wet voorgeschreven wijze is betekend (uitgereikt).
2.4
Het cassatiemiddel is dus terecht voorgesteld. De Hoge Raad zal de betekening van de oproeping voor de nadere terechtzitting van het hof op 30 augustus 2007 inzake de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel (parketnummer 24-000810-06) nietig verklaren.

3.Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

Gelet op de beslissing die hierna volgt, is bespreking van het tweede cassatiemiddel niet nodig.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof;
- verklaart de betekening van de oproeping voor de nadere terechtzitting van het hof op 30 augustus 2007 inzake de ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel (parketnummer 24-000810-06) nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
22 september 2020.