Uitspraak
1.Procesverloop in cassatie
2.Beoordeling van de cassatiemiddelen
3.Beslissing
6 oktober 2020.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 oktober 2020 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 24 januari 2019. Het beroep is ingesteld door de betrokkene, die werd bijgestaan door advocaat F.H.J. van Gaal. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene werd beschuldigd van betrokkenheid bij de productie van synthetische drugs in een conversielaboratorium.
De betrokkene heeft in cassatie twee middelen aangevoerd. Ten eerste werd betoogd dat het hof ten onrechte het verweer heeft verworpen dat er in het laboratorium in [A] geen productie heeft plaatsgevonden en dat het bij testen is gebleven. Ten tweede werd aangevoerd dat het hof onterecht de investeringskosten niet in mindering heeft gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel, waardoor artikel 36e.8 van het Wetboek van Strafrecht zou zijn geschonden.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet kunnen leiden tot vernietiging van de uitspraak. De Hoge Raad heeft geen verdere motivering gegeven, aangezien het niet nodig was om vragen te beantwoorden die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht, zoals vermeld in artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen.